-
1 lease
n. pacht, pachtcontract; (ver)huur, (ver)huurcontract--------v. pachten; verpachten; huren; verhurenlease1[ lie:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 pacht ⇒ pachtcontract/overeenkomst2 (ver)huur ⇒ (ver)huurcontract/overeenkomst5 pachtbezit/grond/perceel♦voorbeelden:¶ take something on lease, take a lease on something • iets huren, iets pachtenput something out to lease • iets verhuren, iets verpachtenby/on lease • in huur, in pacht→ new new/————————lease2〈 werkwoord〉1 pachten♦voorbeelden: -
2 put something out to lease
iets verhuren, iets verpachten -
3 bail
bail [baaj],baux [boo]〈m.〉2 pacht(contract) ⇒ pachtceel, -overeenkomst♦voorbeelden:prendre qc. à bail • iets hurenmhuur/pacht(contract) -
4 donner qc. à bail
donner qc. à bail -
5 let
n. verhindering; huren; verhuren; "terugkomen" (bij tennis)--------v. laten; de mogelijkheid geven; geven; verhuren; laten liggen; ontdekkenlet1[ let]♦voorbeelden:————————let2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 laten ontsnappen ⇒ bevrijden, loslaten♦voorbeelden:1 she wants to, but her mother won't let her • ze wil wel, maar ze mag niet van haar moederlet someone go • iemand laten gaanlet me have that • geef (maar/eens) hierlet something be known • iets laten wetenplease, let me buy this round • laat mij nu toch dit rondje aanbiedenlet there be no mistake about my opinion • laat er over mijn mening geen misverstand bestaanlet me hear/know • hou me op de hoogtelet me see • eens kijkenlet's face it • laten we wel wezen4 let x be y/z • stel x is y/z, gegeven x is y/zlet something be • iets laten rustenlet drop/fall • (zich) laten (ont)vallenlet fly (at) • uithalen (naar)let someone get on with it • iemand zijn gang laten gaanlet oneself go • zich laten gaanlet someone have it • iemand de volle laag/ervan langs gevenlet pass • laten lopen, onweersproken latenlet something ride • iets op zijn beloop latenlet someone stew • iemand in zijn eigen sop laten gaarkokenlet through • laten passeren, doorlatenlet into • binnenlaten in, toelaten tot; in vertrouwen nemen over, vertellen -
6 take in
beetnemen (iem.); opnemen (iem., iets); begrijpen, beseffen (de toestand); erbij nemen; omvattentake in2 naar binnen halen/brengen ⇒ meenemen♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский